De laatste restauratie van de Grote Kerk en haar orgels (1968 – 1982) is vanuit een zorgvuldig historisch besef en onder zeer professionele advisering en begeleiding uitgevoerd.
Vanaf die tijd beschikken we over orgels met een ‘karakter’, klankkleur en intonatie die als het neusje-van-de-zalm gelden voor het tijdsgewricht waaruit ze stammen.
Het karakteristieke (specialistische) van beide orgels kent als keerzijde de beperkte omvang van muziekstijlen en –stukken die erop gespeeld kunnen worden.
Het fantastische van het koororgel maakt het instrument voor heel fijne en subtiele muziek zeer geschikt, maar minder of niet voor grote werken.
Voor uitvoering van kamermuziek is het koororgel in beginsel zeer geschikt, echter maakt de plek voor in de kerk dat weer lastiger.
Om in eredienst en daarbuiten nog meer muzikale en artistieke mogelijkheden te krijgen, werd een aantal jaar nagedacht over de mogelijkheid het orgelpark uit te breiden met een Engels romantisch orgel.
In 2016 werd dat gevonden in het instrument uit de St Peter's Church in Bishop Auckland (UK).